Rondom majeure crises bestaat steevast de verwachting dat, wanneer de crisis eenmaal voorbij is, structurele veranderingen zullen zijn gegenereerd. Vergelijkbaar met de paradigmatheorie van Kuhn. Zo wordt breed verwacht dat ‘video conferencen’, die fysieke verplaatsingen minder noodzakelijk maakt, na de coronacrisis niet meer is weg te denken. Daarnaast merk je nu al dat menige onderneming haar angst voor thuiswerken heeft bijgesteld. Op basis van de gebleken werkelijkheid is de hang naar controle van werknemers daar vervangen door het sturen op output en toegevoegde waarde. In het onderwijs zal personaliseren en afstandsleren een meer prominente plaats verwerven. De verschuiving van offline naar online zal niet meer terugveren naar de situatie voor de crisis, en vraagt dus om aanpassingen van ondernemers in de retail. En je hoeft ook geen rakettechnologie te hebben gestudeerd om te verwachten dat na de coronacrisis het aantal IC-bedden op 100.000 inwoners in Nederland structureel naar boven zal worden bijgesteld.
Maar de vraag is of het bij deze veranderingen gaat blijven. Robert de Boeck, directeur van investeringsmaatschappij Altea, gooide afgelopen zaterdag in Het Financieele Dagblad een steen in de vijver door te betogen dat inmiddels van de werknemers een loonoffer van 30% mag worden gevraagd om de Nederlandse economie te redden. Zijn redenering: werknemers niet uitsluitend zien als potentiële slachtoffers die beschermd moeten worden, maar ook als participanten die actief deel moeten uitmaken van de oplossing. Samengevat:
‘Een groot deel van de beroepsbevolking zit heerlijk in de tuin of op het balkon te genieten van het lentezonnetje en de lockdown. En dat terwijl er eind van de maand gewoon 100% van je normale salaris op je bankrekening wordt gestort. Met thuiswerken in de vorm van een paar mailtjes en telefoontjes per dag (begrijpelijk ook, met de kinderen om je heen) en een fors lager uitgavepatroon (uit eten kan niet, uitgaan kan niet, er wordt amper gewinkeld en van de kinderopvang die gesloten is krijg je een groot deel terug). Terwijl elders Ceo's van beursgenoteerde bedrijven afzien van bonussen over 2019, aandeelhouders geen dividend ontvangen, dga’s van MKB-bedrijven zichzelf geen salaris betalen en investeerders door een waardedaling van hun portefeuille moeten bijstorten. Ergo: een loonkorting van 30% is een prima te dragen werknemersbijdrage aan het overeind houden van de economie, maar daar hoor je de vakbeweging natuurlijk weer niet over’.
Oproep
De Boeck heeft zeker een punt. Al kun je met dezelfde argumenten ook een oproep doen aan werknemers om uitgerekend in deze tijd 30% meer uit te geven aan producten, diensten en services van MKB-bedrijven. Door tegoedbonnen (inmiddels in groten getale in omloop) van restaurants en kroegen, door nu al die nieuwe keuken te bestellen, door abonnementen van de fitness gewoon door te betalen (en niet te zeuren over restitutie), door de kleine webshops met een kooplustig bezoek te vereren, de schilder voor je huis alvast te bestellen en ga zo maar door. Al is dat natuurlijk minder eenvoudig te realiseren. Maar nogmaals: De Boeck heeft een punt. En als zijn denken – werknemers zien als participanten die actief deel moeten uitmaken van de oplossing – vaste voet zou krijgen in de Nederlandse samenleving, dan zouden we de coronacrisis kunnen aanwijzen als ècht keerpunt. Want dan is, om maar wat te noemen, de forse bijdrage van burgers aan de financiering van de ‘green deal’ in één klap een non-issue geworden. En worden de kaarten in de al tientallen jaren lopende ontslagrecht-discussie echt anders geschud.
Akkoord van Wassenaar
Maar is zo’n 21e eeuws Akkoord van Wassenaar [akkoord over loonmatiging tussen de organisaties van werkgevers en werknemers gesloten op 24 november 1982], destijds de kiem voor het latere Nederlandse Poldermodel, denkbaar als product van de huidige coronacrisis? Toegegeven: VNO-NCW-voorzitter Hans de Boer zocht aan het begin van de coronacrisis meteen contact met FNV-voorzitter Han Busker, om vervolgens samen voorstellen te doen richting het kabinet. Die kwam daarna op haar beurt met voor Nederland ongekende ondersteuningsmaatregelen. Met de nadruk op het ‘redden van banen’, zoals Minister Wouter Koolmees het uitdrukte. Daarmee (onbedoeld?) een stokoud politiek en vakbondsmantra herhalend in een nieuwe ondernemende wereld. Nauw aansluitend bij het achterhoedegevecht rondom vaste banen versus flex en het inhuren van ZZP’ers. Volgens een redenering afkomstig uit een sociaaleconomische wereld waarvan je je kunt afvragen of die feitelijk nog wel bestaat.
Want werkgelegenheid is geen doelstelling van het bedrijfsleven (ook nooit geweest, trouwens), maar de afgeleide van economische activiteit en succes. En het bijzondere is, dat we al wel breed erkennen dat de Westerse samenleving een toegevoegde waarde gedreven samenleving is, maar dat dit denken in Nederland kennelijk maar moeilijk tot de werkgelegenheidsdiscussie kan doordringen.
Toegevoegde waarde
De factor werk is inmiddels gelijk aan toegevoegde waarde, passende productiviteit en permanente ontwikkeling in een internationaal ultra-concurrerende economie. Een wereld waarin werkgevers elkaar verdringen om aan toegevoegde waarde gedreven mensen te komen. Waarin je MKB-werkgevers al lang niet meer kunt portretteren als Grijpstra en De Gier, zoals dat een dikke honderd jaar geleden nog wel kon. En waarin werknemers anno 2020 eerder slachtoffer zijn van zichzelf, opvoeding en opleiding, dan slachtoffer van de werkgevers.
MKB-ondernemers weten heel goed dat zij mensen moeten boeien en binden. De gelegenheid moeten geven zich te ontwikkelen en alle reden moeten geven om te blijven. Mits dat past binnen de lijnen van toegevoegde waarde, passende productiviteit en permanente ontwikkeling. En dat geldt niet alleen voor de topspecialist, maar ook voor mensen in de snel digitaliserende productie en ondersteuning. Dit is de wereld van de gedeelde verantwoordelijkheid – werkgevers èn werknemers – die De Boeck terecht aanroept. Maar ook de wereld die politici en vakbonden nog niet (willen of kunnen) zien.
Denkproces
Hier wreekt zich ook de werkelijkheid dat ondernemend Nederland feitelijk geen deel uitmaakt van het politiek denkproces. Natuurlijk, Hans de Boer belt met Han Busker, en de werkgeversorganisatie zit aan tafel bij het kabinet, met in de tweede ring het stuwmeer aan brancheorganisaties waarvan de meeste MKB-ondernemers de toegevoegde waarde sterk betwijfelen. Maar tussen de 80-90% van alle politici – Hoogheemraadschap, Gemeenteraad, Provinciale Staten, 1e en 2e Kamer en de uitvoerende bestuurders (inclusief Ministers) – heeft een zuiver ambtelijke achtergrond.
Terwijl elke MKB-ondernemer weet: je snapt de positie, uitdaging en sociale bewogenheid van ondernemers pas werkelijk als je het ook echt zelf bent (geweest). Maar die ervaring en dat inzicht zit bij de huidige politieke, wetgevende en beleidsmatige macht niet in het hoofd en het hart. Dat is overigens de zittende politici niet te verwijten, maar dat hebben de ondernemers zelf laten gebeuren. En inmiddels zou toch duidelijk moeten zijn dat dit gebrek aan proactieve participatie niet kan worden goedgemaakt door werkgeversorganisaties of brancheclubs in organen als de Sociaal Economische Raad.
Participatie
Als de coronacrisis iets heeft aangetoond, dan is het wel de behoefte aan actieve participatie van ondernemers in de vertegenwoordigende politiek. Want in het tijdsgewricht waarin wij nu zitten, de Verandering van een Tijdperk, gaan alleen al door de voortschrijding van de techniek beroepen in rap tempo verdwijnen. En moeten nieuwe toegevoegde waarden, functies en banen worden gecreëerd. Dat is een opdracht aan de Nederlandse samenleving als geheel. Met ondernemers in een prominente rol. Minister-President Mark Rutte heeft vaak gezegd: visie is als een olifant die het zicht ontneemt. Daarin heeft hij ongelijk. Dogma’s zijn olifanten die het zicht ontnemen. Visie hebben we juist nodig. Zoals ondernemers en ondernemingen visie nodig hebben om zichzelf voortdurend opnieuw uit te vinden en de spreekwoordelijke economische kurk te creëren waar de BV Nederland op drijft. En waarin minimaal 70% van alle Nederlandse werknemers zijn/haar brood verdient.
En als dát zou worden gerealiseerd, dan zullen de geschiedschrijvers van over dertig jaar de post-corona jaren kenmerken met eenzelfde toon als zij enkele decennia daarvoor over het Akkoord van Wassenaar hebben gedaan. Want dan zal de crisis een fundamentele maatschappelijke ommekeer hebben betekend en een new deal in de politiek, die het land de balans geeft die het nodig heeft.
Het CFOtoShare concept van Lion Finance is gericht op ondernemerschap in de breedte. En samen met de ondernemer creëren van een ‘vooruitkijkspiegel’.